Econometrische modellen en de uniforme rekenmethode bevatten een prikkel die leidt tot steeds hogere risico’s in de lifecycles van beschikbare-premieregelingen, waarschuwen Guyot van Meer en Marion Vloedgraven.
Tot 2008 was er in premieregelingen nauwelijks aandacht voor en toezicht op het beleggingsrisico. Regelmatig stonden er verhalen in de krant van gepensioneerden met een tegenvallend pensioen, bijvoorbeeld bij een beurskrach of een rentedaling net voor de pensioendatum. Vanaf 2008 is er – met de invoering van de zorgplicht van artikel 52 Pensioenwet – veel verbeterd. Vanaf toen werd het beleggen volgens het lifecycle-beginsel gemeengoed.
De laatste jaren zien we echter dat de pensioenuitvoerders de strategische invulling van hun default lifecycle keer op keer aanpassen en daarbij vaak offensiever maken. Waar bijvoorbeeld in 2011 in de opbouwfase bij menig uitvoerder voor 50% in zakelijke waarden werd belegd, is dat nu vaak 80% à 90% tot zelfs 95%.
Naar de pensioendatum toe werd destijds het aandeel in zakelijke waarden volledig afgebouwd, maar nu zitten sommige lifecycles vlak voor pensioendatum nog tot 40% in zakelijke waarden. Tenslotte werd aanvankelijk het renterisico soms al drie jaar voor pensioendatum volledig in lijn gebracht met het renterisico van de aan te kopen pensioenuitkering. Nu zie je soms dat net voor pensioendatum het renterisico nog voor 30% openstaat, ondanks dat een vaste uitkering nog steeds de default is.
Ambitie halen
Door de lage rente van de laatste jaren is een goed pensioen behalen steeds lastiger geworden. Om toch de pensioenambities te kunnen behalen, moet er meer rendement worden gehaald. Dat kan alleen door meer risico te nemen.
Om te bepalen welke lifecycle de beste risico-rendementsverhouding heeft, worden econometrische modellen gebruikt. Meer zakelijke waarden toevoegen leidt in de modellen veelal tot een hoger verwacht pensioen. Deze optimalisatieprocessen worden steeds verder doorgevoerd.
Dit wordt versterkt door de lange-termijnanalyses. In de scenariosets van DNB middelen de negatieve schokken zich op lange termijn vaak uit, waardoor de pensioenresultaten ook in slechte scenario’s nog best goed zijn.
Tenslotte zien we nog invloed van de assetmanagers: zij hebben veelal weinig oog voor de onderliggende pensioendoelstelling, maar hebben focus op toevoegen van beleggingscategorieën, het optimaliseren van verwacht rendement en het zo efficiënt mogelijk inrichten van de lifecycle. Of dit het pensioendoel dient en of dit voor een deelnemer nog goed te begrijpen is, lijkt soms van ondergeschikt belang.
Uniforme rekenmethodiek
Sinds 2019 is er de uniforme rekenmethodiek (urm). Een rekenmethode die voor iedereen gelijk is, heeft zeker voordelen. Maar de sterke versimpeling van de werkelijkheid leidt misschien tot nog offensievere lifecycles.
De urm wordt vaak gebruikt door pensioenadviseurs. Bij de selectie van een pensioenuitvoerder wordt dan op basis van een urm-berekening gekeken welke uitvoerder naar verwachting de hoogste pensioenuitkomsten oplevert. Deze uitvoerder scoort dan goed voor wat betreft het beleggingsbeleid, vaak van doorslaggevend belang bij de selectie van een pensioenuitvoerder.
Iedere uitvoerder is er daarom bij gebaat dat de urm-berekening gunstig uitpakt. Om dit te bewerkstelligen ‘optimaliseren’ uitvoerders hun lifecycle en verhogen ze het risico in hun lifecycle om gunstige urm-uitkomsten te verkrijgen.
Collectieve waardeoverdracht
Sinds vorig jaar is de urm-methode ook verplicht bij het informeren van deelnemers bij een collectieve waardeoverdracht. Ga je van een pensioenuitvoerder met een risicovolle lifecycle (en dus een hoge verwachte pensioenuitkering) naar een pensioenuitvoerder die vooral heeft ingezet op diversificatie en behoudend is qua risico (en dus een lagere verwachte pensioenuitkering laat zien in de berekening), dan ontstaat bij de deelnemer de indruk dat de nieuwe pensioenuitvoerder een slecht product heeft en dat hij slechter af is. Terwijl het in de praktijk maar de vraag is, of dat echt zo is.
De uniforme rekenmethodiek heeft ons veel gebracht, met name in communicatie naar deelnemers, maar het is ook een platgeslagen methodiek die niet als ‘heilige graal’ moet worden beschouwd. Het rigide volgen van dit proces kan op termijn leiden tot nog meer stimulans voor werkgevers en hun adviseurs om te kiezen voor de pensioenuitvoerder met de beste urm-uitkomsten (en mogelijk dus de meest risicovolle lifecycle).
Net voor pensioendatum
Als we kijken naar behaalde rendementen in de afgelopen jaren, dan gaat het erg goed met de lifecycles. Van 2017 tot en met 2021 is in de opbouwfase een gemiddeld netto rendement van zo’n 10,5% per jaar gehaald.
Onze zorg zit met name in de jaren net voor de pensioendatum. In de scenariosets van DNB middelen de negatieve schokken zich op lange termijn vaak uit, waardoor de pensioenresultaten ook in slechte scenario’s nog best goed zijn. Maar de praktijk kan grillig zijn. Dit hebben de schokken als gevolg van Corona en de oorlog in Oekraïne wel laten zien. Zolang de aankoop van een vaste uitkering nog de standaard is (en dus ook door bijna iedereen wordt gedaan) zou het aandelen- en renterisico op pensioendatum grotendeels dicht moeten staan.
Niet alleen rekenmodellen
Ons advies aan de pensioenuitvoerders is: kijk kritisch naar de invulling van de lifecycles. Laat niet alleen de rekenmodellen het beleid bepalen, kijk naar de deelnemer en zijn pensioenbehoeftes. Zorg dat de defaults goed zijn en pas een doorbelegstrategie alleen toe bij deelnemers die ook daadwerkelijk doorbeleggen na de pensioendatum.
Ons advies aan de AFM: heroverweeg de verplichting om urm-berekeningen op te nemen in informatiebrieven bij collectieve waardeoverdrachten. Hoewel het goed is om open en transparant te communiceren, wordt op deze manier complexe materie te simpel weergegeven in een paar getallen. Welke toelichting je er ook bij zet: de deelnemer zal uiteindelijk alleen naar de getallen kijken.
Ons advies aan werkgevers: kies een pensioenuitvoerder op basis van meerdere selectiecriteria. Niet alleen op basis van de beste urm-berekeningsuitkomst. Kijk ook goed onder de motorkap naar het risicoprofiel van de lifecycle.
Hopelijk stoppen we met deze race naar meer risico voordat het misgaat en er (weer) schrijnende verhalen in de krant komen. We gaan met z’n allen over naar een premieregeling en het zou jammer zijn als voor die overgang het vertrouwen in premieregelingen, en daarmee ook het vertrouwen in de pensioensector, wordt beschaamd.
Guyot van Meer en Marion Vloedgraven zijn respectievelijk partner en consultant bij BexerHamstra, een organisatieadviesbureau gespecialiseerd in onder meer beloningsbeleid en pensioenvraagstukken.
Wij willen onze kennis en nieuwste inzichten graag delen. Zo weet je wat er speelt op ons vakgebied, dat altijd in beweging is.
Volgens het Pensioenakkoord moet de ‘dubbele transitie’ oudere medewerkers straks compenseren voor de verlaging van pensioenpremies. Maar biedt die wel voldoende soelaas? Aan werkgevers die vrijwillig zijn aangesloten bij een pensioenfonds de keuze: afwachten of nu in actie komen.
Het Pensioenakkoord gaat alle pensioenregelingen omgooien. Is het slim om daarop vooruit te lopen? In een aantal situaties zeker, zegt consultant Marion Vloedgraven van BexerHamstra. Maar er zijn ook organisaties die beter even kunnen afwachten.
Bij Den Hartogh Logistics liepen pensioencontracten af, BexerHamstra adviseerde over nieuwe toekomstbestendige pensioenregelingen.
Achtbanenproducent Vekoma slaagde erin in zes maanden de overstap te maken van pensioenfonds PME naar BeFrank. Hoe dat zo snel lukte?