Beschikbare premieregeling: gemiddeld 20% rendement in 2021

Deelnemers aan een beschikbare premieregeling behaalden vorig jaar gemiddeld 20% rendement in de opbouwfase. Dat blijkt uit een onderzoek door BexerHamstra naar de rendementen van de Nederlandse verzekeraars en PPI’s.

| Pensioen

Dankzij de opmars van de aandelenbeurzen zagen deelnemers aan beschikbare premieregelingen hun pensioenkapitaal vorig jaar flink stijgen. De groep met een neutraal risicoprofiel boekte in de opbouwfase gemiddeld 20% rendement. Het positieve beursklimaat speelde pensioenuitvoerders in de kaart. De Nederlandse AEX-index steeg vorig jaar maar liefst 27% en de Amerikaanse beurzen Dow Jones en Nasdaq lieten koersstijgingen zien van respectievelijk 19% en 21%.

In de opbouwfase

Uit ons onderzoek onder tien verzekeraars en PPI’s blijkt dat de behaalde rendementen elkaar vorig jaar redelijk dicht naderden: zij varieerden van 17 tot 25%. Dat sommige uitvoerders beter presteerden, kwam bijvoorbeeld doordat zij minder in opkomende landen belegden. Die lieten in 2021 een minder sterke performance zien dan ontwikkelde markten.

In de opbouwfase van de beschikbare premieregeling, die loopt tot vijftien jaar voor de pensioendatum, beweegt het pensioenkapitaal sterk mee met de aandelenbeurzen. Bij een neutraal risicoprofiel bestaat zo’n 90% van het belegd vermogen in die fase uit aandelen. De overige 10% zit in andere beleggingscategorieën, zoals bedrijfs- en staatsobligaties of hypotheken. Het beleggingsrendement wordt bij een beschikbare premieregeling direct toegewezen aan de deelnemer: what you see is what you get.

 

Toeloop verwacht

Begin april is het definitieve wetsvoorstel ‘Wet Toekomst Pensioenen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Volgens het wetsvoorstel zijn vanaf 1 januari 2027 nog maar twee pensioencontracten mogelijk: de Solidaire Premieregeling en de Flexibele Premieregeling, die overeenkomt met de huidige beschikbare premieregeling. Met de komst van het nieuwe pensioenstelsel kennen we straks alleen nog maar beschikbare premieregelingen, en worden beleggingsresultaten voor alle deelnemers meer zichtbaar.

Een belangrijk verschil tussen de twee contracten is het beleggingsbeleid. De solidaire premieregeling heeft een collectief beleggingsbeleid, met afspraken voor de (leeftijdsafhankelijke) verdeling van het behaalde rendement. Bij de flexibele premieregeling kiezen deelnemers zelf voor een risicoprofiel en worden zij ingedeeld in de bijbehorende lifecycle met een eigen beleggingsbeleid.

Op dit moment heeft ongeveer één op de drie bedrijven een beschikbare premieregeling. Zij zullen waarschijnlijk allemaal kiezen voor de Flexibele Premieregeling. Een deel van de bedrijven met een middelloonregeling zal kiezen voor de Solidaire Premieregeling, maar wij verwachten ook in die hoek een grote interesse voor de Flexibele Premieregeling.

Aandelen afbouwen

Met de beleggingsrendementen van de afgelopen jaren is zo’n regeling zeer aantrekkelijk. Maar de performance kan natuurlijk ook tegenvallen, zoals we bijvoorbeeld in 2018 hebben gezien. Vandaar dat in het lifecycle-beleggen van de verzekeraars en PPI’s de aandelenweging vanaf vijftien jaar voor pensionering wordt afgebouwd, ten gunste van obligaties. Hoe dichterbij de pensioendatum, hoe minder schommelingen in het pensioenkapitaal wenselijk zijn. Op dit moment moet je op die datum een vaste uitkering kopen en dan drukken dalende koersen het beschikbare kapitaal.

Daar komt bij dat de aankoop van het pensioen voor een belangrijk deel afhangt van de rentestand, zeker als je kiest voor een vaste uitkering. Een stijgende rente is gunstig, dan valt er meer uit te keren. Maar bij een dalende rente is de aankoop van de uitkering juist duurder. Compensatie bieden de (staats)obligaties in de portefeuille. Die maken een tegengestelde beweging: bij een dalende rente stijgen de koersen van lopende obligaties, bij een stijgende rente is het rendement negatief. Zo hef je het renterisico grotendeels op, zodat de deelnemer in de aanloop naar de pensioendatum weet waar hij op kan rekenen.

 Eén jaar voor pensioen

Volgens deze theorie zou een deelnemer met een neutraal risicoprofiel in het laatste jaar voor de pensioendatum alleen nog in staatsobligaties moeten beleggen. Uit ons onderzoek blijkt dat in de praktijk niet zo te zijn. Gemiddeld beleggen de pensioenuitvoerders in deze fase nog voor ongeveer 15% in aandelen en de rest in staatsobligaties.

In 2021 steeg de rente met ongeveer 0,5%. Het merendeel van de onderzochte uitvoerders behaalde in de neutrale lifecycle dan ook een negatief rendement in de fase vlak voor de pensioendatum, gemiddeld -2%. Er blijken echter ook enkele pensioenuitvoerders die vorig jaar een hoog positief rendement behaalden, en dat is nogal verrassend. Zij bleven in deze laatste fase vrij zwaar in aandelen beleggen, tot 30 en zelfs 40%. Wij vragen ons af hoe verantwoord dat is. De hoge aandelenweging bleek de afgelopen jaren een goede gok, maar dit jaar zou dat bijvoorbeeld wel eens heel wat minder gunstig kunnen uitpakken.

Meer weten?

Het onderzoek naar de lifecycle-rendementen in 2021 bij Nederlandse pensioenuitvoerders is ook voor jou als werkgever relevant. Uiteindelijk gaat het om de vraag: heb je voor de juiste partij gekozen? Wil je meer weten over het rendement dat jouw pensioenuitvoerder voor verschillende leeftijdscohorten heeft behaald, in vergelijking tot de prestaties van andere pensioenuitvoerders? Wij maken dat graag inzichtelijk en brengen dan meteen de lifecycle, onderliggende beleggingen en rendementen over voorgaande jaren voor je in kaart.